Freek Vonk uithangen

11 april 2017 - Bigi Pan, Suriname

Hoi allemaal!

Afgelopen weekend heb ik een quadtrip gedaan en waar ik er in de vorige blog niet meer aan toe kwam, heb ik nu zeeën van tijd om daarover te schrijven: ik heb namelijk vanaf vandaag een paasvakantie van drie weken voor de boeg! Deze blog wordt behoorlijk lang en gaat over tripjes (ik heb het er maar druk mee), maar pak een kop koffie en ga er voor zitten, want ik heb nogal wat te vertellen, maar ja, Nederland op de hoogte houden heeft immers een hoge prioriteit. 

Quadtrip

Ik kan me nog vaag herinneren dat ik ooit op een quad heb gezeten. Ik zal een jaar of acht geweest zijn, achter in de wei bij Sjors. Rondjes rijden, beetje crossen, je kent het wel. Maar een quadtrip in Suriname... dat is andere koek. Compleet andere koek. Ik zeg het je, dit is geen quadtrip waarbij genieten van de omgeving en het tot je nemen van de prachtige natuur niet op de eerste plaats staan. Nee, bij deze quadtrip staat overleven op de eerste plaats. Want man, man, man, wat was dit vet! Waar het Brokopondomeer het mooiste was dat ik tot nu toe heb gezien, is het quad rijden het vetste dat ik tot nu toe heb gedaan. 

Als je die trip gaat doen met de verwachting dat je lekker op je elfendertigst over een paar heuveltjes heen dartelt, kom je net zo bedrogen uit als wanneer je naar de Wallen gaat zonder rubbertjes. Nee, deze quadtrip is ruig. Echt ruig. Oké, het eerste uur was rustig. Daar reden we over lange, egale stukken land met weinig bochten: redelijk eenvoudig dus. Maar toch wist mijn bijrijder Elise het voor elkaar te krijgen om na een kleine 20 minuten de quad op een weg zo recht als een liniaal, zonder aanleiding horizontaal in de berm te parkeren. "Er kwam een plank tussen de wielen," hoor ik haar nog verwijtend roepen. Nou, die smoes is nog zwakker dan de smoes van de lekke band die elke willekeurige te laat komende leerling gebruikt. Way to go, Elise!

Goed, we naderden de jungle, en daar brak de hel pas echt los. We waren nog geen minuut in de jungle en de eerste plas die je tot je heupen in het waren zette, moest al getrotseerd worden. En daar bleef het niet bij: de plassen werden dieper, langer en bochtiger. Want wanneer alleen het zadel en het stuur van de quad nog boven het water uitsteken, kun je je voorstellen dat het sturen behoorlijk zwaar is. Later kwam er zelfs een riviertje van zo'n dertig meter lang met water dat, wederom, tot je heupen steeg waar zelfs Philippe Geubels niet droog zou kunnen blijven. Ja, die jungle was ruig. Bijzonder ruig.

Er waren nog meer obstakels: een bruggetje, bestaande uit twee planken waar je je op de centimeter precies overheen moest manoeuvreren omdat die ene centimeter het verschil kon betekenen tussen vallen en doorrijden en een oud treinspoor, waarbij je een grote kans liep om een hernia op te lopen vanwege al het ongecontroleerde gestuiter, terwijl ook hier het pad ook nauw was en je aan beide zijkanten van de quad een steile afdaling zag, waar je, mocht je erin vallen, gegarandeerd zo’n twintig botten zal verbrijzelen. Combineer dat met een aantal omgevallen bomen die je zo nu en dan met je quad dient te trotseren, en je gaat het behoorlijk lastig krijgen. Het laatste uur van de trip konden we heerlijk uitwaaien: anderhalf uur als bezeten jachthonden racen over een brede savanne die meer metershoge heuvels heeft dan dat een miljoenpoot aan pootjes heeft. Waar we het eerste uur nog nauwelijks sneller gingen dan 40 kilometer per uur, tikten we nu meermaals doodleuk de 70 aan. Wat zijn we toch ook gruwelijk stoer, nietwaar?

Het einde hebben we overigens niet gehaald: tien meter voor de finishlijn raakte onze motor oververhit en moesten we weggedragen worden. Tien beschamende, erbarmelijke meters. Briljant, bijna perfect, getimed. Maar wie moet dit nou weer overkomen? Als je op Unibet op mij zou inzetten, had je gegarandeerd geld bij moeten leggen. Al met al is die quadtrip een aanrader. Voor adrenalinejunkies dan, niet per se voor natuurliefhebbers. Natuurlijk cros je door prachtige natuur heen, maar voor de natuurliefhebber zijn er plaatsen die de magistrale Surinaamse natuur beter in kaart brengen. Bigi Pan, bijvoorbeeld, waar ik afgelopen weekend was geweest.

Bigi Pan

Het Brokopondomeer is van de eerste plaats gestoten. Jawel, iedere natuurtrip die ik hier doe, overtreft de vorige. Ditmaal ging ik niet met Rudi Wortel en consorten, omdat ik niet met de groep HAN-studenten ben gegaan maar met mijn huisgenoten/bovenburen. En potverdorie, het begin was wel even afzien. Waar ik normaal een grote bus met een overschot aan beenruimte en een onbeperkte voorraad aan Borgoe en Mariënburg tot mijn beschikking heb, moest ik deze keer mijn lange stelten kwijt in een mini-van voor en met acht personen. En dan nog eens een afschrikwekkende vijf uur blijven zitten in een rit helemaal naar het westen van Paramaribo bij de grens tussen Suriname en Guyana. Als ik bejaarde was geweest, waren mijn spieren tegen die tijd waarschijnlijk versteend geweest.

Goed, na vier uur maakten we wel een stop in Nieuw-Nickerie, de hoofdplaats van het district Nickerie, dat dus het district in het noordwesten is, waar Bigi Pan ook ligt. Ik hoor je al denken; hoofdplaats? Dat dacht ik eerst ook. Suriname kent maar één stad en dat is Paramaribo. Verder is er geen enkele plaats in heel Suriname dat zo groot is dat het een stad genoemd kan worden. Nieuw-Nickerie is daarbij ook nog niet eens zo heel groot: met 13.000 inwoners is het niet eens groter dan Cuijk. Enfin, Nieuw-Nickerie, onze eerste stop waar we een bezoek brachten aan de markt. De markt was deels buiten en deels binnen en het stonk er naar een zak spruitjes die voor het eerst is opengemaakt nadat het drie jaar in de kelder had liggen rotten. Buiten die ontiegelijk erge stank waar menig persoon met een zwakke maag plat was gegaan, was het heel leuk om daar te zijn. Zoals ik al vaker in Suriname heb ervaren, voelde het alsof ik een tijdmachine in was gestapt. Een marktje waar iedereen zijn eigen oogst naartoe bracht om het te verkopen. 80% van al die vruchten die daar werden verkocht, had ik nog nooit in mijn leven gezien. Ook was er een hutje waar een tv’tje stond, en voor 5 SRD (0,60 eurocent) mocht je naar binnen om voetbal te kijken. Dat hutje zat bomvol locals toen ik de man bij de ingang vroeg waarom dat hutje zo stampvol zat. Ik was gewoon benieuwd, want vanwege het feit dat het aantal Surinamers per vierkante meter in dat hutje astronomisch hoog was en het geschreeuw van al die mannen zeker boven de 100 decibel uitkwam (en ik dus de indruk kreeg dat er een massale groepsorgie gaande was), was ik wel nieuwsgierig naar wat daar allemaal aan de hand was. Natuurlijk wel even de economie van Nieuw-Nickerie gestimuleerd door een slush puppy te kopen. Helaas maakte Kaat en ik de verkeerde keuze: de onze smaakte naar een hergebruikte kauwgombal.

Vanuit Nieuw-Nickerie gingen we door naar Bigi Pan. Bigi Pan is een groot moeras dat dicht bij de zee ligt en zoals het een moeras betaamt, zitten daar ongelofelijk veel dieren. Dat was na één uur al duidelijk. We stopten bij een klein boerderijtje, van waaruit we op een klein rivierbootje door het moeras naar onze slaapplaats zouden varen. Die boottocht was prachtig. Je vaart over een ondiep riviertje tussen allemaal bossen door en onderweg zie je de meest uiteenlopende vogelsoorten: uilen, buizerds, ibissen, aasgieren, pelikanen, reigers en nog véél meer. Natuurlijk, zo’n beesten zie je in Burgers’ Zoo ook, maar het is een heel ander verhaal om dat soort beesten in het wild te spotten. Freek Vonk, mocht je toevallig meelezen, ga eens naar Bigi Pan. Je hebt de dag van je leven.

Na een uur varen arriveerden we op een indrukwekkend, fabelachtig, open meer midden in het moeras met zeven of acht houten huizen op het water. Ik vroeg me hardop af hoe het mogelijk was dat er in het midden van dat meer huizen gebouwd konden worden. Nou, wie het ook mag zijn die die ingeving kreeg, ik wil je bedanken. Als dit de locatie zou worden waar wij de nacht door zouden brengen, ben ik een gelukkig man. Het uitzicht was er namelijk weergaloos: het meer was enorm en overal zag je verschillende vogels die zich met de wind mee lieten gaan. Ons huis was ook sfeervol en knus. Een houten huis met allemaal slaapkamertjes waarvan de deuren allemaal naar de groepsruimte in het midden opengingen, wat zorgde voor een knusse, saamhorige sfeer in dat huisje. Aan de voorkant hingen zes hangmatten en er was een platform in het water met tien houten ligbedden, waar je kon gaan zonnen. Alle kamers waren overigens vernoemd naar vogels en ik sliep in ‘pelikaan’. Helemaal in het hoekje zat de ‘gele kruinkwak’ weggestopt (bijzonder nieuwsgierig naar alle sappige verhaaltjes die daar door de jaren heen hebben plaatsgevonden…).

Later die dag tegen het vallen van de avond, zijn we met visnetten op pad geweest. En ja hoor, die gebruikten we om te vissen. Wonderbaarlijk, niet waar!? Nou, goed, het was de bedoeling dat we dat net uit gingen hangen in een breder stuk van het moeras en dat daar vissen tegenaan zouden zwemmen waardoor ze vast zouden geraken. Toen we dat net uit gingen hangen, kwam ik er gelijk achter waarom er mensen hier zo krankjorum waren geweest om midden op het meer huizen te gaan bouwen: het water in Bigi Pan is namelijk nergens dieper dan 70 centimeter. Ik was namelijk niet op een meer, maar in een moeras, besefte ik weer. De ondergrond bestaat alleen uit heel zachte modder, waardoor het water heel troebel is en je dus de bodem nergens kan zien, hoe ondiep het water dan ook mag zijn. Een uiterst vreemde gewaarwording, want je kunt je onmogelijk voorstellen, wanneer je op zo’n ligbedje ligt bij het huis, dat het water nergens in dat gigantische ‘meer’ überhaupt meer dan een meter diep is, omdat je nergens de bodem kunt zien. Het is dus ook bizar wanneer je middenin dat meer in het water springt en vervolgens maar tot je knieën nat bent (om vervolgens wel tot je heupen weg te zakken in de modder, die zo vreselijk zacht is).

Maar goed, het net hing en de volgende stap was het vangen van de vissen door ze richting het net te jagen. Het idee van het jagen an sich is mooi, maar de uitvoering is nog tien keer mooier. Als finaal losgeslagen gorilla’s waren ze (ik was inmiddels terug de boot ingegaan, ik had dorst en wilde een Borgoe-cola) met stokken op het wateroppervlak aan het rammen, met de bedoeling de vissen richting het net te jagen. Het waren van die springvisjes, weet je wel, die heb je vast wel een keer langs zien komen op Facebook of iets dergelijks (er waren er overigens gedurende de Bigi Pan-trip twee in de boot gesprongen). Oké, het stokkengeweld was voorbij, kijken naar het resultaat. Één vis. Één. En dat net was zo’n vijftig meter breed. Afgezien van die ondermaatse prestatie, moet je je eens voorstellen dat jij dat ene visje bent. Dan ben je wel echt het sukkeltje van de school.

 ’s Avonds zijn we rond een uur of negen na zonsondergang op zoektocht gegaan naar waterslangen en kaaimannen. Er was op dat moment niemand die geen scheef gezicht trok naar de reisleiding: gaan we nou waterslangen en kaaimannen zoeken in hetzelfde water waar jullie ons drie uur geleden nog in lieten lopen? Hetzelfde water? Waterslangen en kaaimannen!? Ik moet wel een megalomane dorpsgek zijn wil ik ook nog maar één stap in dat water zetten! Los van die verontrustende gedachte, was dit wel een fantastische ervaring: met een gammel bootje door een pikkedonker moeras, een robuuste zoeklamp op je voorhoofd en op zoek naar beesten die leven in de schaduwen waarmee je liever alleen oog in oog komt te staan wanneer ze achter slot en grendel zitten. Lang duurde het niet voordat we prijs hadden: na een kwartier was het raak en vonden we een waterslang, gekruld om een tak die een paar centimeter boven het water hing. Zonder aarzelen stak onze begeleider z’n hand uit en pakte de slang stevig onder zijn kop vast. We mochten het beest even aanraken en ik merkte dat de huid aanzienlijk ruwer was dan ik had verwacht: wel slijmerig, maar niet zo glad als ik op voorhand dacht. Daarna lieten we het beest los in het water en zagen we met onze hoofdverlichting hoe het beest griezelig weg zwom, door flitsend snel zijn staart door het water te bewegen. De slang was verdwenen.

Even later was het weer raak: kaaiman gevonden en een behoorlijk grote ook. Gregory, dezelfde jongen die de slang gepakt had, stapte met een stok het water in om het beest te vangen. Wat een gek ben je, dacht ik, als je in het in je hersenpan haalt om in hetzelfde water (dat zo troebel is als een glas chocolademelk) te stappen als een kaaiman met een lengte van een anderhalve meter (want zo groot was hij). Iedereen in het bootje was muisstil. Een real-life thriller. Je zag niet veel, maar opeens was daar het geluid van een worstelpartij in het water en het beeld van een fanatiek bewegende man, maar wat er precies gebeurde, kon je op basis van die informatie niet vertellen. Toen werd het stil. Gregory stond met zijn benen breed en met zijn rug in een hoek van ongeveer 150 graden achterover. Seconden later weer een worsteling, die deze keer korter duurde, met, tot onze blijdschap, Gregory die als winnaar uit de bus kwam. Onder een bescheiden applaus stapte hij de boot weer in, met een kordate kaaiman bungelend aan zijn stok. Die haalt de veertig niet, dacht ik bij mezelf.

Een dag later zijn we, om af te sluiten, het moeras doorgevaren richting zee. Het strand, om het zo maar te noemen, waar we uitkwamen was onderdeel van Bigi Pan. In de verte zag je een zee, maar waar een strand normaal uit zand bestaat, was hier louter modder te vinden. Een groot, grijs modderbad. De bedoeling was dat we daar in gingen ravotten. “Als je eruit komt, voel je je tien jaar jonger,” werd ons nog verteld. Verdomme, dacht ik, moet ik dadelijk weer zes en een half jaar wachten totdat ik weer bier mag drinken. Maar goed, dat modderbad, wat was dat raar, zeg! Je kunt er gewoon niet op lopen. Nagenoeg onmogelijk en zeker met mijn gewicht was dat een behoorlijke opgave. Als een stel aangespoelde walrussen bewogen we ons doelloos over die modderpoel. Gewicht verdelen, dan zak je zo min mogelijk weg. Ik heb me sinds mijn tijd als baby volgens mij niet zo machteloos gevoeld. Ik kon niet meer lopen en ook kruipen bracht me in een benarde situatie. Op een gegeven moment probeerde ik voorzichtig overeind te komen en te gaan staan. Helaas, faliekant mislukt en ik zakte tot halverwege mijn bovenbenen weg en ik merkte dat wild bewegen er alleen maar voor zorgde dat je verder weg zakte. Stiekem vond ik dat best wel leuk, eigenlijk, en al gauw werd het zo diep mogelijk wegzakken in de modder een guilty pleasure van me. Pompeus en bombastisch keek ik naar de rest toen ik het voor elkaar kreeg om weg te zakken tot nét boven mijn navel. Niels Verbiesen, koning van het moeras. Maar zo stoer als ik me even voelde, zo hulpeloos voelde ik me even later toen ik geholpen moest worden om uit dat gat te komen. Ja, ik had zo even bijna letterlijk mijn eigen graf gegraven. Toen we eenmaal weer terug bij ons huis waren, kon ik overigens opgelucht ademhalen: mijn paspoort gaf nog altijd aan dat mijn geboortejaar 1995 was in plaats van de beloofde 2005. Met een zucht pakje ik een blikje bier en klikte het open.

Aan alles komt een eind en zo ook aan het weergaloze avontuur dat Bigi Pan heet. Want jeetje, dit was een subliem, onvergetelijk weekendje. En ja, zelfs het feit in acht nemend dat ik onbewust Vlaamse woorden door mijn vocubulair gooi dankzij mijn Belgische bovenburen die mijn prominente compagnons waren dit weekend (“ik trek subiet als ‘ne zot mèn marcelleke aan”). Vlak voordat we weer richting het vertrekpunt van de bus vertrokken, hadden we nog een groot geluk: een van de begeleiders, spotte twee kilometer verderop (alleen hij zag het, met zulke arendsogen hoef je nog geen wandelstok te kopen als je blind bent) een kolonie flamingo’s. Een gelukje, vertelde hij, want meestal mag je blij zijn als je er twee of drie ziet tijdens het tripje. Natuurlijk wilden wij ze ook zien, dus was het plan om in de richting van de flamingo’s te varen. En inderdaad, na een minuut of vijf varen zagen we in de verte iets wat op een roze laag op het water leek. Nog vijf minuten later, en we zagen de kolonie staan, rechtop in het water. En het waren er minstens zeventig. Heel rustig probeerden we zo dichtbij mogelijk te komen en toen we ze op een meter of dertig genaderd waren, steeg de kolonie op en vlogen de dieren weg. Eerst baalden we, maar stel je maar eens voor dat er een kolonie van zeventig flamingo’s wegvliegt: een fameus, sensationeel beeld. Ja, Freek, jij zou echt helemaal in je element zijn geweest. Toen de flamingo’s weg waren, was het écht tijd om te vertrekken. Helaas, een weekend vol met magistraal natuurschoon nadert zijn einde. Mijn roze wolk spatte eveneens uiteen: dadelijk weer vijf uur in de bus met mijn benen in een alles verscheurende yogahouding.

Nou, ik merk dat mijn blog wel heel erg lang is geworden… Ik hoop dat ik jullie weer de motivatie heb kunnen geven om hem uit te lezen. Veel getypt en ik proef dat mijn champignonsoepje (met maggi, overigens) ook een stuk kouder is geworden. Laat ik die maar snel opeten nu het nog kan. Mijn volgende blog zal weer over stage gaan en over andere bezigheden die ik hier de afgelopen tijd heb opgepakt. Die blog zal sowieso vóór zaterdagavond verschijnen.

Groetjes!

Niels

9 Reacties

  1. Oma Beugen:
    11 april 2017
    wat zit ik weer te genieten van je mooie blog op de heel vroege morgen fijn dat je zo van geniet maar al dat water en moeras en slangen en kaaimannen niets voor mij voor mij is het niet te lang geniet van je vacantie maar ook een beetje studeren de groetjes en een knuffel oma
  2. Kees Jan:
    11 april 2017
    Goed dat je me even waarschuwde dat het lang zou worden en dat ik er een kop koffie bij moest nemen...
    Leuk verhaal: het is me helemaal duidelijk dat je de tijd van je leven daar hebt! Ik ben er nog nooit geweest, maar zie nu dat dat snel moet veranderen.
    Maar zoals een goed leraar betaamt: wat doen leerlingen in Suriname wanneer ze 3 weken vakantie hebben? Hoe zit het sowieso met vakanties in Suriname, zijn die vergelijkbaar met de vakanties in Nederland?
    Hoe dan ook: mooie vakantie! :-)
    Kees-Jan
  3. Opa en oma:
    11 april 2017
    Geweldig weer!!! Zit nog te wachten op dr. Kruit...straks weer verder genieten....!
  4. Niels Verbiesen:
    11 april 2017
    Kees-Jan,

    Heel veel leerlingen gaan op vakantie, en bijzonder veel gaan naar Nederland. Je krijgt ook een beetje de indruk dat Nederland de 'droom' is voor veel leerlingen (afgezien van het weer) en ik sta er ook van te kijken hoeveel Nederland lijkt te betekenen voor mensen in Suriname, maar daarover wijd ik me in de volgende blog meer uit!
  5. Truus Hermans:
    12 april 2017
    Prachtig verhaal weer! Wat schrijf jij leuk! Blijf wel scherp op je taal (zie de laatste zin in de reactie hierboven). Sorry, ik kan het niet laten.
  6. Niels Verbiesen:
    12 april 2017
    Dankjewel Truus! Ik zie het al, heb de fout even aangepast... als docent Nederlands in spé vind ik het zeker niet erg dat je me daarop wijst. ;)
  7. Niels Verbiesen:
    12 april 2017
    Laat maar, ik zie nu dat ik geen reacties aan kan passen... 'Weid uit', zonder wederkerend voornaamwoord...
  8. Piet lamers:
    13 april 2017
    Weer een prachtig verhaal Niels .qaud rijden kun je bij mij ook.maar de mooie natuur die je beschrijft die zou ik in het echt ook wel willen zien. Blijf door gaan met je verhalen want ik lees ze me genoegen.
  9. Ineke Hagemans:
    18 april 2017
    Eindelijk heb ik de tijd je blog te lezen. Wat ben je een beeldend verteller, Niels.
    Je laat me met volle teugen (bier?) meegenieten!!